To Weduwe Mensenk, 30 november 1780
Me Juffrouw
Me Juffrouw De Weedue Mensenk
achter De Klooster Kerk beij ’ t Nagtegaalspat
Tot s: Haagen
Waarde En Zeer Geliefde Moeder
ik hoop Dat het den albestierder Zal behaagen UEd Deeze in
Zoo Een Goede Welstand van Gezontheijt ter hant Koompt
Als ik mijn Door Zeijn Goetheijt bevinden: Weij Zijn Den 25 septem:
op De Reede van St: Staatsius gekoomen geleijk ik door Een brief
Den 27 Dito an meijn vrouw hep doen Weeten tweijffel niet of
Zeij Zal het U wel Meede gedeelt hebben ik hep haar op daato
deezes ook Een brief geschreeven als Zeij hem kreijgt Zalze UEd wel
schreijven ik verzoek het zelve van U weij zeijn tot nog toe Zeer
gelukkig booven andere scheepen in dit geweste Eens deels hebben
weij weijnig zieken en Maar 2 Dooden ten anderen hebben weij
hier Een vreesseleijke orkaan gehat Die 8 Daagen heeft gedurt
waar door honderden van scheepen zeijn vergaan. Dog weij hebben geen
schaade als ons boot verlooren En Eenige schade an ons touwerk Den
12 october moesten ons anker touwen Kappen Metal de scheepen die
hier op de Reede laagen wel 50 in getal waar van Eenige Zijn vergaan
en andere Masten en stengen hebben verlooren Maar de Eijlanden
om de Zuijt van ons Meest Franse als Martenica gurnada En
Sint Finsent Zeijn Droevig door de wint gehaavent Sint Finsent
Zijn van de 500 huijsen maar 4 bleijven staan op martenika
Zijn weij met ons schip geweest Doen De Storm bedaart was
om Waater te halen maar het was droevig om an te zien
al de huijzen an strant wel 200 hondert zeijn geheel En ten dele
vernielt En van de hondert fijftig scheepen geen 10 behouwen
zoo dat het ons an Geen Stof ontbreekt om den heemel
voor zijn genaadige bescherminge te danken
zoo weij geen andere orders kreijgen zullen weij in februareij 1781
van hier de Reijs naa ons vaaderlant anneemen
zoo dat ik hoop U mijn teeder geliefde moeder in meij anstaande
te Zien breek hier Meede af na UEd de Zeegen des heeren
toe gewenst te hebben Heij Zeij U Een vader der weeduen En
ondersteuen u in u hooge ouderdom En spaar U nog lang in het lant
der leevendige op Dat weij gezaamentleijk na meijn arriment in hollant
weer nieuwe stof moogen hebbn om hem te Danken groet meijn geliefde
zwaager met zeijn Kinderen En alle vrinden En goede bekenden
Geleijk Zeer Minzaam Doet UEd gehoorzaamme Zoon
K. Mensenk
an boort op ’ t slans oorlogschip Mars
Den 10 November op de Reede van Sintustaatsius
1780
P:S Weij hebben nog 10 fransen Een Een Noortamerikaan in die sturm
haar leeven gesalluweert Die haar scheepen verlooren hebben